Tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Werk Kris Peeters een ontwerp van koninklijk besluit goed over de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden.
Verzoekers om internationale bescherming mogen vier maanden na indiening van hun verzoek werken. Ze zijn in het bezit van een attest van immatriculatie, model A. De verzoeker om internationale bescherming die een beroep heeft ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen heeft tot betekening van deze beslissing eveneens het recht om te werken. In het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 wordt evenwel gesteld dat de verzoeker om internationale bescherming in het bezit moet zijn van een document overeenkomstig het model opgenomen in bijlage 35. Deze bepaling is niet meer in overeenstemming met de asielwetgeving, zoals gewijzigd door de wet van 21 november 2017, waardoor de verzoeker om internationale bescherming in een beroepsprocedure niet langer in het bezit wordt gesteld van een document bijlage 35, maar wel een attest van immatriculatie, Model A.
Het ontwerp van koninklijk besluit heeft als doel om artikelen 18 en 19 van het koninklijk besluit van 2 september 2018 in die zin aan te passen zodat verwezen wordt naar de juiste attesteringen. Op die manier wordt vermeden dat verzoekers om internationale bescherming in een beroepsprocedure geen toelating zouden hebben om te werken, wat geenszins de bedoeling was van de gewijzigde wetgeving.
Het ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.
Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 september 2018 houdende de uitvoering van de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden