Oprichting van het Brussels International Business Court - Tweede lezing
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Justitie Koen Geens in tweede lezing een voorontwerp van wet goed houdende oprichting van het Brussels International Business Court. Het voorontwerp werd aangepast aan het advies van de Hoge Raad voor de Justitie en de Raad van State.
De nationale en internationale economische en politieke ontwikkelingen van de jongste maanden wijzen op de aanzienlijke noodzaak om te beschikken over een Belgische, gespecialiseerde overheidsrechtbank van topniveau die grensoverschrijdende handelsgeschillen kan beslechten en dat in de taal van het internationaal zakenverkeer, namelijk het Engels. Het ontwerp beoogt dan ook de oprichting van een in het Engels functionerende overheidsrechtbank die de rechtsgeschillen van de in België aanwezige, internationale zakenwereld beslecht. Die rechtbank, 'Brussels International Business Court' geheten (BIBC), zal binnen de rechterlijke macht meer bepaald een beroep doen op professionele rechters, maar ook op consulaire of lekenrechters, waardoor ook in kwantitatief opzicht soepel kan worden ingespeeld op een niet noodzakelijk constante vraag.
Een collegiale rechtspraak in het internationaal handelsrecht maakt het overigens mogelijk dat het BIBC in eerste en laatste aanleg uitspraak doet, wat zal bijdragen tot de efficiëntie van de procedure en het gezag van die uitspraken. Daardoor zullen de betrokken partijen ook een weloverwogen keuze kunnen maken tussen een unieke aanleg in België of een dubbele aanleg in het buitenland. Het ligt overigens voor de hand dat de in het Belgische model georganiseerde bijzondere deskundigheid en collegialiteit van het BIBC in de eerste plaats tot gevolg zullen hebben dat aan hoger beroep minder behoefte zal bestaan, zoals ook door het vrijwel volledig afwezige hoger beroep bij arbitrage duidelijk wordt gemaakt.
Wat de rechtspleging betreft, wordt ervoor geopteerd een overeenkomstige toepassing te maken, althans in beginsel, van de modelwet inzake de internationale handelsarbitrage van de Commissie van de Verenigde Naties voor het internationaal handelsrecht.
Het voorontwerp mag ter ondertekening aan de Koning worden voorgelegd, met het oog op neerlegging bij de Kamer van volksvertegenwoordigers.