Wijzigingen aan boek I van het Strafwetboek
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Justitie Koen Geens een voorontwerp van wet goed om boek I van het Strafwetboek te wijzigen.
Het huidige Strafwetboek is een wetboek met twee snelheden. Het heeft verschillende incidentele wetswijzigingen ondergaan, maar het bevat nog verschillende bepalingen die sinds de invoering ervan in 1867 onveranderd zijn gebleven. Verschillende regels van dit wetboek komen niet meer overeen met de uitvoering ervan in de praktijk.
Drie sleutelbegrippen vormen de rode draad van de beoogde hervorming: accuraat, eenvoudig en coherent. De krachtlijnen zijn:
- Hoofdstuk 1 omvat de algemene bepalingen betreffende de strafwet en meer bepaald de tweeledige indeling van misdrijven: de categorie van de misdaden wordt behouden maar wordt voorbehouden aan de ernstige misdrijven, de andere misdrijven vallen onder de categorie van de wanbedrijven. Er is geen systeem van correctionalisering meer.
- Hoofdstuk 2 definieert de constitutieve bestanddelen van het misdrijf aan de hand van de materiële bestanddelen, schuldbestanddelen en verzwarende bestanddelen. Verzwarende bestanddelen doen de straf één of meerdere niveaus stijgen en worden overgelaten aan de rechter bij de vaststelling van de straf. Het hoofdstuk bepaalt eveneens dat de poging, behoudens afwijkende bepalingen, altijd wordt bestraft zoals de dader van het voltooide misdrijf.
- Hoofdstuk 3 vereenvoudigt de strafbare deelneming en stapt af van het onderscheid tussen mededader en medeplichtige. Er wordt enkel nog een onderscheid gemaakt tussen de daders en de deelnemers zonder onderscheid in de bestraffing.
- Hoofdstuk 4 bepaalt de straffen. Ze worden onderverdeeld in twee niveaus voor criminele straffen en zes voor correctionele straffen. Er worden ook schalen voor hoofdstraffen bepaald voor rechtspersonen. Criminele straffen worden beperkt tot levenslange opsluiting en opsluiting van 20 tot 30 jaar, waardoor er geen beroep op het correctionaliseringsmechanisme hoeft te worden gedaan.
- Hoofdstuk 5 regelt de burgerlijke aansprakelijkheid voor de betaling van de geldelijke straf, de teruggave en de schadevergoeding, de hoofdelijkheid, de voorrangsregeling en de onwaardigheid om te erven.
- Hoofdstuk 6 betreft het tenietgaan van straffen en van burgerlijke veroordelingen. Er worden verschillende verjaringstermijnen gehanteerd afhankelijk van de aard van de straf. Het verschil in termijnen tussen de hoofdstraffen en de bijkomende straffen wordt geschrapt.
- Hoofdstuk 7 betreft de diverse bepalingen en regelt meer bepaald de gevolgen van de veroordelingen uitgesproken in een andere lidstaat van de Europese Unie. De uitzonderingsregeling inzake de strafbare deelneming en de verzachtende omstandigheden wordt geschrapt wat de toepassing van de bepalingen van het Strafwetboek betreft.
Boek I van het Strafwetboek treedt in werking zodra de bepalingen van Boek II van het Strafwetboek worden aangenomen. Het tweede deel van het Strafwetboek moet immers worden aangepast aan de nieuwe indeling van de straffen in niveaus.
Het voorontwerp van wet wordt voor advies aan de Raad van State voorgelegd.