Basisrentevoet voor belastingvermeerdering op winst, baten en bedoelde bezoldigingen
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Financiën Johan Van Overtveldt een ontwerp van koninklijk besluit goed dat het koninklijk besluit van 1992 wijzigt over het Wetboek van de inkomstenbelasting (KB/WIB 92), inzake voorafbetalingen.
In zover de belasting op winst, baten en de bedoelde bezoldigingen niet als voorheffing is geheven of in het jaar waarin het inkomen wordt verkregen niet bij voorafbetaling is voldaan, wordt deze vermeerderd met een bedrag dat wordt vastgesteld, rekening houdend met de basisrentevoet. Die rentevoet is het, in voorkomend geval tot de lagere eenheid afgeronde, rentetarief van de marginale beleningsfaciliteit van de Europese Centrale Bank op 1 januari van het jaar voor dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd.
Op 1 januari 2016 werd het rentetarief van de marginale beleningsfaciliteit van de Europese Centrale Bank met 0,30% verhoogd, na afronding 0%. Het ontwerp heeft, gezien de actuele rentevoet, als doel om een hoger of lager percentage vast te stellen dan datgene wat volgt uit de vermelde basisrentevoet en de groepen van belastingplichtigen aan te wijzen voor wie het aldus vastgestelde percentage van toepassing is. Deze mogelijkheid werd aan de Koning verleend door het KB/WIB 92.
De betrokken beroepsverenigingen werden aangeschreven met het voorstel om voor het aanslagjaar 2017 de basisrentevoet vast te stellen op 0,50%, daar deze ook van toepassing was voor het aanslagjaar 2016. Zo zouden de vermeerderingen en bonificaties voor het aanslagjaar 2017 op hetzelfde niveau worden behouden als voor het aanslagjaar 2016.