Conventie over het huispersoneel
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Werk Monica De Coninck en minister van Sociale Zaken Laurette Onkelinx een ontwerp van koninklijk besluit goed dat het koninklijk besluit van 28 november 1969* in overeenstemming brengt met de Conventie van de Internationale Arbeidsorganisatie voor het huispersoneel.
De Conventie die door de Kamer van Volksvertegenwoordigers is aangenomen, geeft huispersoneel een gelijkaardige toegang en bescherming op het vlak van de sociale zekerheid als andere werknemers. De Belgische wetgeving van sociale zekerheid kent vrijstellingen of een beperkte onderwerping aan de sociale zekerheid toe. Volgens de conventie dienen enkel huispersoneel en niet occasionele activiteiten onderworpen te worden aan de sociale zekerheid. Het ontwerp past de definitie van occasionele arbeid aan, volgens de definitie van de Conventie, en houdt rekening met de nieuwe criteria. Occasionele activiteiten worden volgens de Conventie in principe niet beoogd. Een persoon die slechts occasioneel of sporadisch en niet beroepsmatig huishoudelijk werk doet, wordt niet beschouwd als een huisarbeider. Het gaat voornamelijk, maar niet uitsluitend om babysitting. Het is de bedoeling om de activiteiten uit te sluiten die men niet beroepsmatig wenst uit te oefenen en waarmee men zich geen inkomen wenst te verschaffen.
* ontwerp van koninklijk besluit tot opheffing van de artikelen 5 en 18, en tot wijziging van artikel 16 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders