Erkenning van droogte in de lente van 2011 als landbouwramp
De ministerraad stemt in met het voorstel van minister van Landbouw Sabine Laruelle om de droogte in de lente van 2011 als landbouwramp te erkennen. De droogte tastte de teelt van vlas, spinazie en lentegraangewassen aan.
Om het uitzonderlijke karakter of de uitzonderlijke hevigheid te definiëren, gelden volgende criteria:
- de terugkeerperiode is hoger of gelijk aan 20 jaar
- het totale schadebedrag is hoger dan 1,24 miljoen euro
- het gemiddelde bedrag per dossier bedraagt ten minste 5 580 euro
De Europese Commissie definieert de ongunstige weersomstandigheden die als natuurramp kunnen worden erkend, als de verschijnselen die leiden tot een verlies van meer dan 30% van de gemiddelde jaarproductie. Wat de droogte tijdens het voorjaar van 2011 betreft, heeft het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) in zijn verslag van 23 februari 2012 geconcludeerd dat overal in het land de neerslag in het voorjaar lager was dan de waarden die overeenkomen met een terugkeerperiode van 20 jaar. De droogte van 2011 was dus uitzonderlijk.
Zoals voorzien in de gewoonlijke procedure, hebben de gemeentelijke commissies tot vaststelling tijdens het seizoen van 2011 een raming uitgevoerd van de productieverliezen bij de landbouwers. De processen-verbaal werden verzameld door de gouverneurs, die ze voor onderzoek aan de administratie overmaken.
Enkel de teelten van vlas, spinazie en de lentegraangewassen in de Oostkustpolder beantwoorden aan de 4 objectieve criteria om in aanmerking te komen voor een vergoeding uit het rampenfonds. Het ontwerp heeft betrekking op het volledige Belgische grondgebied voor de teelten van vlas en spinazie. Wat betreft de teelt van de lentegraangewassen spreekt men van een landbouwramp in de volgende regio’s: Bredene, De Haan, Blankenberge, Knokke-Heist, Zuienkerke, Damme, Brugge, Jabbeke, Oudenburg. Voor deze laatste 5 regio’s wordt het landbouwgebied dat bekend staat als Vlaamse zandstreek uitgesloten.