Toelichting bij de nieuwe bijkomende heffing van 4 % op bepaalde roerende inkomsten
In afwachting van de modaliteiten van aangifte en betaling van deze heffing worden richtlijnen verstrekt.
De wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, voerde een nieuwe bijkomende heffing van 4% in op bepaalde inkomsten van roerende goederen en kapitalen die vanaf 1 januari 2012 zijn toegekend of betaalbaar gesteld aan belastingplichtigen die aan de personenbelasting zijn onderworpen.
De praktische modaliteiten die betrekking hebben op de inning aan de bron van deze nieuwe heffing worden momenteel uitgewerkt en zullen zo spoedig mogelijk worden meegedeeld. Het gaat inzonderheid om de keuze die door de verkrijger van de inkomsten moet worden uitgedrukt met betrekking tot de inhouding ervan en de betaling van deze heffing.
Evenwel kunnen volgende inlichtingen reeds worden verstrekt.
Deze bijkomende heffing is geen roerende voorheffing, vandaar dat de administratie momenteel voor deze heffing een specifiek aangifteformulier opstelt. In afwachting van dit nieuwe aangifteformulier mag de bijkomende heffing niet worden vermeld op een aangifte in de roerende voorheffing (formulier 273 of 273A).
Bedragen die reeds als bijkomende heffing aan de bron zijn ingehouden bij de verkrijgers die hiervoor uitdrukkelijk kozen, mogen voorlopig niet aan de FOD Financiën worden gestort.
De aangifte en betaling worden voorlopig opgeschort tot de modaliteiten gekend zijn.
Het spreekt echter vanzelf dat geen enkele sanctie zal worden toegepast ingeval van laattijdige aangifte en betaling zolang de uitvoeringsmodaliteiten niet gekend zijn.