Corrigendum - Vierde uitleveringsverzoek door België aan Senegal met betrekking tot de heer H. Habré
Op 17 januari 2012 heeft België aan Senegal voor de vierde keer om de uitlevering verzocht van de heer Hissène Habré, de gewezen president van Tsjad, die in ons land sedert 2000 wordt vervolgd, inzonderheid wegens foltering en misdaden tegen de menselijkheid. Die stap volgt op het gegeven dat de Senegalese rechtscolleges de drie andere uitleveringsverzoeken hebben verworpen. De laatste verwerping, wegens vormfouten, dateert van 10 januari 2012, Voor de Belgische autoriteiten, die het derde uitleveringsverzoek in behoorlijke vorm hadden overgezonden, is het essentieel dat Senegal de internationaalrechtelijke verplichting "aut dedere, aut judicare" (uitleveren of vervolgen) naleeft en de heer Hissène Habré, indien hij niet in Senegal wordt berecht, aan België uitlevert opdat recht kan worden gedaan aan de slachtoffers.
Op 11 januari laatstleden hebben de Belgische autoriteiten via de pers vernomen dat de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep te Dakar het derde uitleveringsverzoek dat België aan de Senegalese autoriteiten heeft bezorgd met betrekking tot de heer Habré onontvankelijk heeft verklaard. Betrokkene verblijft sedert 1990 in Senegal.
Het Senegalese rechtscollege baseert zich in zijn arrest nr. 07 van 10 januari 2012 op twee onderscheiden onontvankelijkheidsargumenten om het Belgische uitleveringsverzoek te verwerpen. Het eerste argument luidt dat België de Senegalese wetgeving inzake uitlevering niet zou hebben nageleefd omdat geen authentieke uitgifte van het internationaal aanhoudingsbevel tegen de heer Habré en van de bijlagen erbij zouden is overgelegd. Het tweede argument dat het Senegalese rechtscollege aanvoert, is het ontbreken van het proces-verbaal van de aanhouding en van de opsluiting en de ondervraging van de heer HABRÉ.
Wat het eerste argument betreft, wijzen de Belgische autoriteiten erop dat België de Senegalese autoriteiten wel degelijk de stukken heeft overgezonden die worden vereist krachtens de Senegalese wetgeving inzake uitlevering, te weten het aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen de heer Habré, alsmede de internationale en de Belgische wetgeving die van toepassing zijn op de hem ten laste gelegde feiten.
De volgende stukken werden overgezonden:
- in origineel, met de verbale nota van 22 september 2005, dat als eerste uitleveringsverzoek geldt. Deze originele stukken zijn nog steeds in het bezit van de Senegalese autoriteiten;
- een voor eensluidend verklaard en naar behoren gelegaliseerd afschrift dat derhalve geldt als authentieke uitgifte, met de verbale nota van 12 maart 2011, dat als tweede uitleveringsverzoek geldt. Het is ter zake nuttig te onderstrepen dat het arrest nr. 133 van 18 augustus 2011 van de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep te Dakar, dat beide uitleveringsverzoeken onontvankelijk verklaart, enkel gegrond is op het ontbreken van deze documenten als bijlage bij de Belgische verbale nota van 11 juli 2011. Gelet op het ontbreken van enige reactie van Senegal, werd in de verbale nota van 11 juli 2011 enkel herinnerd aan de verbale nota van ons land van 15 maart 2011, die de vereiste documenten inderdaad bevatte.
- een voor eensluidend verklaard en naar behoren gelegaliseerd afschrift dat derhalve geldt als authentieke uitgifte, met de verbale nota van 5 september maart 2011, dat als derde uitleveringsverzoek geldt. Het ziet er naar uit dat deze stukken, die België op behoorlijke wijze via diplomatieke weg heeft overgezonden, deze keer niet als dusdanig zijn bezorgd aan het bevoegde Senegalese rechtscollege, maar onder de vorm van fotokopies.
Wat de tweede reden van onontvankelijkheid betreft die het Senegalese rechtscollege aanvoert in zijn beslissing van 10 januari 2012, wenst België te onderstrepen dat het, conform artikel 13 van de Senegalese uitleveringswet, de taak van de procureur-generaal te Dakar is om het proces-verbaal van de aanhouding en van de opsluiting en de ondervraging van de heer Habré over te leggen en aan de procedure toe te voegen. België onderstreept dat enkel de Senegalese autoriteiten die hinderpaal kunnen wegnemen.
België heeft op 17 januari 2012 een nieuw en vierde uitleveringsverzoek tegen de heer Habré overhandigd aan de ambassade van Senegal in Brussel. Het afschrift van het internationaal aanhoudingsbevel en de bijlagen erbij, voor eensluidend verklaard door de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel en naar behoren gelegaliseerd door de voorzitter van die rechtbank, de FOD Justitie en de FOD Buitenlandse Zaken werden dus opnieuw bezorgd aan de Senegalese autoriteiten. België heeft de Senegalese autoriteiten met aandrang verzocht om de authentieke uitgifte van dat aanhoudingsbevel en bij de bijlagen erbij als dusdanig aan de bevoegde autoriteiten te bezorgen.
België onderstreept bovendien dat het steeds voorstander is geweest van een proces tegen de heer Habré in Afrika, in het land op het grondgebied waarvan hij zich bevindt, op grond van de ingediende klachten en de ingestelde vervolging in België, met toepassing van het beginsel "aut dedere, aut judicare", met andere woorden de verplichting te vervolgen bij gebreke van uitlevering. Ons land heeft daartoe meer dan eens aan Senegal voorgesteld om samen te werken, met inachtneming van de regels van het internationaal recht inzake wederzijdse rechtshulp, en gesuggereerd om de kosten die volgen uit die justitiële samenwerking ten laste te nemen. Tot dusver werd niet concreet gereageerd op dat voorstel.
Ten slotte onderstreept de Belgische regering dat het voor haar belangrijk is dat recht wordt gedaan op grond van de klachten die in 2000 en 2001 zijn ingediend door de slachtoffers, waaronder Belgen van Tsjaadse herkomst, zulks conform de bijzondere waarde die zij hecht aan de bestrijding van de straffeloosheid van de meest ernstige internationale misdaden, waarvan de feiten die de heer Habré ten laste worden gelegd deel uitmaken. Dat is ook de reden waarom de Belgische regering in februari 2009 bij het Internationaal Gerechtshof een beroep heeft ingesteld met het oogmerk het geschil met Senegal inzake de behoorlijke toepassing van het beginsel "aut dedere, aut judicare" te beslechten. De zittingen ten gronde over deze aangelegenheid zullen in de loop van de volgende maanden worden gehouden.