Moederschap van vrouwen met zelfstandigenstatuut
Op voorstel van de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, en de heer Rik Daems, Minister belast met Middenstand, keurde de Ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit (*) goed met betrekking tot de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen.
Op voorstel van de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, en de heer Rik Daems, Minister belast met Middenstand, keurde de Ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit (*) goed met betrekking tot de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen.
Ter herinnering: de Regering besliste, in het kader van de begroting 2003, tot de invoering van een sociaal en fiscaal statuut voor de meewerkende echtgenoten en tot de verbetering van de moederschapsbescherming van de zelfstandige vrouwelijke gerechtigden en de meewerkende echtgenoten. De wijziging strekt tot de invoering van een specifiek systeem van moederschapsverzekering dat verschillend is van de arbeidsongeschiktheid. De periode van de moederschapsrust wordt op zes weken gebracht. Een week bijkomende rust wordt toegekend in geval van de geboorte van een meerling. Om de gerechtigde een rustperiode vóór en na de bevalling te bezorgen, kan zij vanaf de derde week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum met voorbevallingsrust gaan. Vanaf de laatste week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum wordt een verplichte voorbevallingsrust opgelegd. De verplichte nabevallingsrust stemt overeen met het saldo van de periode van zes weken (of van zeven weken bij de geboorte van een meerling) die wordt verminderd met de periode van voorbevallingsrust die door de gerechtigde is opgenomen. Indien de bevalling plaatsvindt na de datum die door de geneesheer is voorzien (laattijdige bevalling), wordt de voorbevallingsrust verlengd tot aan de werkelijke datum van de bevalling: de gerechtigde zal in dit geval het saldo van de periode van moederschapsrust moeten opnemen (zes of zeven weken, na aftrek van de voorbevallingsrust). Indien de bevalling plaatsvindt vóór de datum die door de geneesheer is voorzien, zal de gerechtigde de nabevallingsrust moeten voortzetten om tot een volledige periode van zes weken te komen (of van zeven weken in het geval van een meerling). Tijdens de periode van moederschapsrust van zes weken ontvangt de gerechtigde een forfaitaire uitkering die tweemaal het huidige bedrag bedraagt, nl. 1924,06 EUR. Er zal geen enkele bijkomende uitkering worden toegekend in geval van verlenging van de periode van voorbevallingsrust (laattijdige bevalling). Bij geboorte van een meerling geniet de gerechtigde van een bijkomende week rust tijdens dewelke zij een evenredige forfaitaire uitkering ontvangt, nl. 320,68 EUR. Er wordt bovendien voorzien dat de periodes van moederschapsrust die tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid vallen (primaire of invaliditeit) de voormelde periodes opschorten (bepaling die overeenstemt met die in het raam van de uitkeringsverzekering van de loontrekkenden). (*) tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971.