Sociaal en fiscaal statuut van de meewerkende echtgenoten van zelfstandigen
Op voorstel van Mevrouw Laurette Onkelinx, Minister bevoegd voor het Gelijke Kansenbeleid, de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, de heer Didier Reynders, Minister van Financiën en de heer Rik Daems, Minister belast met Middenstand, keurde de Ministerraad definitief een voorontwerp van wet goed betreffende het sociaal en fiscaal statuut van de meewerkende echtgenoten van zelfstandigen.
Op voorstel van Mevrouw Laurette Onkelinx, Minister bevoegd voor het Gelijke Kansenbeleid, de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, de heer Didier Reynders, Minister van Financiën en de heer Rik Daems, Minister belast met Middenstand, keurde de Ministerraad definitief een voorontwerp van wet goed betreffende het sociaal en fiscaal statuut van de meewerkende echtgenoten van zelfstandigen.
Dit statuut werd al eerder in een principenota goedgekeurd in de Ministerraad van 19 april 2002 (*). Tot hiertoe genoten de meewerkende echtgenoten van zelfstandigen, via hun zelfstandige partner, slechts van afgeleide rechten op pensioen, kinderbijslag en gezondheidszorgen: in geval van stopzetting van het bedrijf, van scheiding, van echtscheiding of van overlijden bevinden de meewerkende echtgenoten (voor meer dan 90 % vrouwen) zich in een situatie zonder sociale bescherming. Dit voorontwerp zet deze situatie recht. Tijdens een eerste fase krijgen de meewerkende echtgenoten de mogelijkheid om zich, ten persoonlijken titel, vrijwillig te onderwerpen aan het sociaal statuut van de zelfstandigen, mits betaling van aangepaste sociale bijdragen. Van zodra de wet in werking treedt zullen allen gedekt zijn voor invaliditeit en moederschap. Vanaf 1 januari worden zij onderworpen en dus beschermd in alle sectoren (gezondheidszorg, pensioenen, invaliditeit, kinderbijslag,...). Voor personen die 50 jaar worden in 2006 wordt niettemin een overgangsregeling voorzien. Ook nam de Ministerraad maatregelen op fiscaal vlak, die samenhangen met het sociaal statuut (onder meer wat de beroepskosten betreft). (*) zie bericht nr. 28 van de Ministerraad van 19 april 2002.