Chemische wapens
Instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over de uitvoering van de Overeenkomst tot verbod op de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en de vernietiging van die wapens
Instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over de uitvoering van de Overeenkomst tot verbod op de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en de vernietiging van die wapens
Op voorstel van minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht ging de ministerraad akkoord met het voorontwerp van wet tot instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over de uitvoering van de Overeenkomst tot verbod op de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en de vernietiging van die wapens (Parijs 13 januari 1993, geratificeerd 20 december 1996). Het samenwerkingsakkoord regelt de interne verdeling van de bevoedheden voor de uitvoering van het verdrag. Volgens artikel VII van het verdrag moeten de lidstaten nationale uitvoeringsmaatregelen uitvaardigen. Het gaat om: - strafmaatregelen tegen de overtredingen van de verbodsbepalingen en verplichtingen die voortvloeien uit het verdrag en - de inrichting van een nationale autoriteit en andere administratieve maatregelen. De overeenkomst is voor België een gemengd verdrag. De Gewesten hebben immers ruime bevoegdheden op het vlak van de economie en de controle op de export van strategische goederen. Daarom koos men voor een samenwerkingsakkoord. Het ontwerp wijst de minister van Buitenlandse Zaken aan als nationale autoriteit. Die speelt een coördinerende rol tussen de bevoegde federale en gefedereerde overheden en is de liaison met de organisatie. De gewestelijke overheden zullen instaan voor het verificatieregime van de niet verboden activiteiten, behalve van de activiteiten die ressorteren onder Defensie en Binnenlandse Zaken. Het samenwerkingsakkoord neemt de voornaamste verbodsbepalingen uit de overeenkomst over. Daarnaast reglementeert het de bovenvermelde niet verboden activiteiten die een belangrijk deel van de chemische nijverheid omvatten. Producenten, importeurs en exporteurs moeten de overheid inlichten over hun activiteiten en internationale inspecties aanvaarden. Het samenwerkingsakkoord beschrijft verder de afspraken tussen de nationale autoriteit en de Federale en Gewestelijke autoriteiten. Het regelt de oprichting van een specifiek coördinatiemechanisme. Verder bevat de overeenkomst specifieke bepalingen over de vertrouwelijkheid van de uitgewisselde gegevens. Het voorziet ook in de strafbaarstelling van overtredingen tegen de verbodsbepalingen, voornamelijk de inbreuken op de verbodsbepalingen van Artikel I van de overeenkomst en van activiteiten die de uitvoering van deze verbodsbepalingen rechtstreeks in het gedrang brengen. Ook inbreuken op de verplichting tot kennisgeving van bepaalde activiteiten, de werking van het verificatieregime en de plicht tot naleven van het vertrouwelijk karakter van de informatie zijn strafbaar. De strafbepalingen vormen voor België een belangrijke prioriteit op de internationale politieke agenda van de non-proliferatie.